Beleidsregels Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) 2021 De Fryske Marren

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren,

 

gelet op:

 

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

artikel 35 Participatiewet;

 

heeft overwogen dat:

- als gevolg van de coronacrisis ook de woonlasten onder druk staan;

- om die druk te verlichten het college tegemoetkomingen kan verstrekken op grond van de Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK), hierna te noemen: tegemoetkoming;

- het wenselijk is tijdelijke beleidsregels vast te stellen om zorgvuldig te kunnen bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden een huishouden in aanmerking komt voor een tegemoetkoming;

 

besluit

 

vast te stellen:

 

de Beleidsregels Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten 2021 De Fryske Marren.

Inleiding

De coronacrisis heeft grote impact op het leven van onze inwoners. Sommige huishoudens hebben te maken gekregen met een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen als gevolg van de maatregelen in verband met het coronavirus (COVID-19). Deze huishoudens kunnen daardoor in de problemen komen met het betalen van de noodzakelijke woonkosten. In deze kosten voorzien de huidige steunpakketten niet. Hiertoe is de TONK in het leven geroepen, die met terugwerkende kracht gaan gelden vanaf 1 januari 2021 tot 1 juli 2021 en die door de gemeenten worden opgezet en uitgevoerd.

 

Deze beleidsregels geven de criteria aan op basis waarvan inwoners voor een tegemoetkoming in aanmerking kunnen komen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de persoon van 21 jaar of ouder die een verzoek doet om een tegemoetkoming;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren;

  • c.

    draagkracht: het deel van het inkomen en/of de overige geldmiddelen boven de grens zoals genoemd in artikel 6 van deze beleidsregels;

  • d.

    huishouden: de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 onderdeel a, b, of c van de Participatiewet;

  • e.

    inkomen: het netto inkomen per maand van de aanvrager en zijn of haar partner inclusief vakantietoeslag, zoals bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels;

  • f.

    inkomensterugval: een als gevolg van de coronacrisis onvoorzienbare, onvermijdelijke en substantiële terugval in het (gezamenlijk) inkomen van januari 2021 van meer dan 30% ten opzichte van het inkomen over de maand januari 2020;

  • g.

    overige geldmiddelen: de middelen waarover de aanvrager en zijn of haar partner (redelijkerwijs) kunnen beschikken, zoals bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregels;

  • h.

    peildatum: de eerste dag van de maand waarop de aanvrager de tegemoetkoming in wil laten gaan, of anders de eerste dag van de eerste maand waarin recht bestaat op de tegemoetkoming;

  • i.

    relevante bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag zoals bedoeld in § 3.2. van de Participatiewet, met uitzondering van de kostendelersnorm;

  • j.

    schuldhulpverleningstraject: een minnelijke schuldenregeling die door een professionele organisatie wordt uitgevoerd of een wettelijke schuldenregeling als bedoeld in titel 3 van de Faillissementswet.

  • k.

    tegemoetkoming: bijzondere bijstand om niet voor de noodzakelijke woonlasten, die niet langer kunnen worden voldaan door het eigen huishouden vanwege een inkomensterugval als gevolg van de coronacrisis;

  • l.

    wet: Participatiewet;

  • m.

    woonlasten: de aan de woning verbonden woonlasten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels;

  • n.

    woning: de zelfstandige woning, woonwagen of woonboot die door het huishouden zelf wordt bewoond en waarvan de aanvrager hoofdhuurder of eigenaar is. Kamerbewoning valt niet onder dit begrip;

 

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    De tegemoetkoming is bedoeld voor het huishouden:

    • a.

      die door de huidige omstandigheden als gevolg van de coronacrisis te maken heeft met een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in het inkomen van meer dan 30% ten opzichte van het inkomen over de maand januari 2020;

    • b.

      die daardoor de noodzakelijke woonlasten niet meer kan voldoen, en;

    • c.

      waarvoor andere regelingen niet of onvoldoende toereikend zijn.

  • 2.

    Het huishouden heeft geen recht op een tegemoetkoming als:

  • a.

    een uitsluitingsgrond aanwezig is als bedoeld in artikel 13 eerste lid van de wet waarbij onderdeel e niet van toepassing is;

  • b.

    een beroep op een voorliggende voorziening, als bedoeld in artikel 15 van de wet, kan worden gedaan;

  • c.

    de aanvrager woonkostentoeslag ontvangt.

  • 3.

    De volgende regelingen worden niet als voorliggende voorziening beschouwd als bedoeld in lid 2, onder b:

  • a.

    een vergoeding op basis van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL);

  • b.

    een vergoeding op basis van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW);

  • c.

    de huurtoeslag.

  • 4.

    Als voorwaarde voor een tegemoetkoming geldt dat de aanvrager op de peildatum:

  • a.

    zijn of haar hoofdverblijf heeft in de gemeente De Fryske Marren;

  • b.

    van de door hem of haar bewoonde woning huurder is, dan wel eigenaar of mede-eigenaar;

  • c.

    ouder is dan 18 jaar, maar jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd;

  • d.

    indien de aanvrager huurder is: de huur van de gehuurde woning of woonwagen bedraagt meer dan € 752,33 per maand en de aanvrager woont op de aanvraagdatum in de door hem of haar bewoonde woning.

Artikel 3 Noodzakelijke kosten

  • 1.

    Onder noodzakelijke kosten worden verstaan de kosten per maand van:

  • a.

    kale huur van de woning inclusief servicekosten;

  • b.

    eigenaarslasten van de eigen woning (rente en aflossing van de hypotheek, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, rioolrechten, de erfpachtcanon, de opstalverzekering);

  • c.

    sta- en/of liggeld van een woonwagen of woonboot;

  • d.

    elektriciteit, gas en water voor de woning.

Artikel 4 Inkomen

  • 1.

    Onder inkomen wordt verstaan: het volledige inkomen waarover het huishouden redelijkerwijs beschikt of kan beschikken als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet. De vrijlatingen als genoemd in artikel 31, tweede lid, van de wet zijn van toepassing. Daarnaast wordt ontvangen kinderalimentatie niet tot het inkomen gerekend.

  • 2.

    Het inkomen uit bedrijf of zelfstandig beroep wordt in aanmerking genomen conform artikel 6 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

  • 3.

    Het in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het inkomen op het moment van de peildatum.

  • 4.

    Bij onregelmatige inkomsten is het gemiddelde inkomen in de drie maanden voorafgaande aan de maand van de aanvraag bepalend.

Artikel 5 Overige geldmiddelen

  • 1.

    Overige geldmiddelen zijn geldmiddelen waarover de aanvrager en zijn of haar partner beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • a.

    contant geld;

  • b.

    geld op betaal- en spaarrekeningen;

  • c.

    cryptovaluta (zoals bitcoins);

  • d.

    de waarde van effecten (hierbij gaat het om beleggingsrekeningen met aandelen, obligaties, en opties in effecten in depot).

  • 2.

    Niet als overige geldmiddelen waarover de aanvrager en zijn of haar partner beschikt of redelijkerwijs kan beschikken worden aangemerkt:

  • a.

    het vermogen in de eigen woning;

  • b.

    het vermogen van motorvoertuigen op naam;

  • c.

    het vermogen uit de eigen onderneming.

Artikel 6 Draagkracht

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld over een periode van maximaal 6 maanden, te weten vanaf de peildatum tot en met juni 2021.

  • 2.

    De eenmaal vastgestelde draagkracht wordt niet meer aangepast, tenzij draagkracht toeneemt met minimaal 40%.

  • 3.

    Het inkomen boven 1,5 maal de relevante bijstandsnorm wordt voor 50% draagkracht in aanmerking genomen.

  • 4.

    De overige geldmiddelen boven het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3, van de Participatiewet, worden voor 100% als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 5.

    Er is geen sprake van draagkracht als sprake is van een schuldhulpverleningstraject.

 

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor de tegemoetkoming wordt digitaal ingediend via de website van De Fryske Marren. In afwijking van deze digitale aanvraag is een schriftelijke aanvraag mogelijk indien naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden in het individuele geval hiertoe aanleiding geven.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag (kopieën van):

  • a.

    een legitimatiebewijs;

  • b.

    een schriftelijke verklaring dat sprake is van een inkomensterugval van meer dan 30% in de periode van januari 2020 tot januari 2021 en deze inkomstenterugval het gevolg is van de maatregelen in verband met het coronavirus (COVID-19);

  • c.

    de bewijzen van het inkomen van de maand van de peildatum of, in geval van onregelmatige inkomsten, het inkomen in de drie maanden voorafgaande aan de maand van de aanvraag;

  • d.

    de bewijzen van overige geldmiddelen op de peildatum;

  • e.

    de bewijzen van de woonlasten in de maand van de peildatum.

  • 3.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd vanaf 1 januari 2021.

  • 4.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden ingediend tot 1 augustus 2021.

Artikel 8 Tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming is gelijk aan de daadwerkelijke woonlasten onder aftrek van de draagkracht.

  • 2.

    De tegemoetkoming is maximaal € 1000,00 per huishouden per maand.

  • 3.

    Het recht op een tegemoetkoming wordt vastgesteld op de peildatum en geldt voor de gehele periode.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt voor ten hoogste de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021.

  • 5.

    De tegemoetkoming wordt in één keer uitbetaald.

Artikel 9 Verplichtingen, controle en terugvordering

  • 1.

    De aanvrager dient aan de inlichtingenplicht en medewerkingsplicht te voldoen zoals bedoeld in de wet.

  • 2.

    Het college kan steekproefsgewijs de rechtmatigheid van de tegemoetkoming controleren.

  • 3.

    Een verstrekte tegemoetkoming kan met inachtneming van de wet worden teruggevorderd:

  • a.

    Indien niet wordt voldaan aan de plichten in het eerste lid, waardoor de rechtmatigheid van de tegemoetkoming niet kan worden vastgesteld;

  • b.

    Indien sprake is van een onrechtmatig verstrekte tegemoetkoming.

Artikel 10 Afzien opleggen verhuisverplichting

Het college legt aan een huishouden dat op basis van deze beleidsregel in aanmerking komt voor de tegemoetkoming geen verhuisverplichting op.

Artikel 11 Beleidsregels bijzondere bijstand niet van toepassing

Het reguliere gemeentelijk beleid inzake bijzondere bijstand is niet van toepassing voor het bepalen van het recht op een tegemoetkoming.

Artikel 12 Uitbetaling

  • 1.

    De betaling vindt plaats op een bankrekening ten name van de aanvrager en/of zijn partner.

  • 2.

    Betaling vindt volledig plaats na toekenning.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Als toepassing van deze beleidsregels in een individueel geval wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen, kan gemotiveerd worden afgeweken van deze beleidsregels.

Artikel 14 Inwerkingtreding en duur beleidsregels

  • 1.

    De beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2.

    De beleidsregels vervallen op 1 augustus 2021.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten 2021 De Fryske Marren.

 

Aldus vastgesteld op 16 maart 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

gemeentesecretaris, burgemeester,

Ditta Cazemier Fred Veenstra

Naar boven