Subsidieregeling Peuterwerk en Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE)

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Fryske Marren;

 

gelet op de titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren;

 

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Peuterwerk en Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE).

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • Aanbieder: een erkende kinderopvangorganisatie die in gemeente De Fryske Marren kinderopvang, peuterwerk en/of VVE aanbiedt;

  • ARBO wetgeving: Arbeidsomstandighedenwet. Deze wet geeft regels over de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van werknemers.

  • Doelgroepkinderen: peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen van gemeente De Fryske Marren en die door de jeugdgezondheidszorg (jgz) zijn geïndiceerd voor VVE.

  • Erkend VVE-programma: een programma dat erkend is door de Erkenningscommissie en dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies.

  • Erkende kinderopvangorganisatie: een in het Landelijk Register Kinderopvang ingeschreven kinderopvangorganisatie, niet zijnde een gastouder, welke middels een inspectierapport van de GGD is goedgekeurd.

  • Forfaitaire bijdrage VE-coach: een bijdrage ter hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders vooraf vastgesteld bedrag.

  • Gemeentelijke subsidie peuterwerk: de subsidie die het college verstrekt aan aanbieders voor het bieden van peuteropvang aan peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag.

  • GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst. Verricht het toezicht op opvanglocaties volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKKP).

  • Kindplaats: een plek op een peuterwerk-locatie van twee dagdelen per week, van minimaal 240 uur en maximaal 320 uur per jaar;

  • Kinderopvangtoeslag: de toeslag die gerechtigden ontvangen van de Belastingdienst voor peuteropvang dan wel kinderopvang.

  • Kopsubsidie: de subsidie die het college aan aanbieders verstrekt als aanvulling op de ouderbijdrage die aanbieders ontvangen van ouders die recht hebben op Kinderopvangtoeslag en waarvan de hoogte is gebaseerd op het verschil tussen het door deze aanbieder gehanteerde uurtarief voor kortdurende opvang en het maximaal te vergoeden uurtarief peuteropvang volgens de ouderbijdragetabel.

  • Landelijk Register Kinderopvang: het Register waarin aanbieders kinderopvang zijn opgenomen die voldoen aan de Wet kinderopvang.

  • Ouderbijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die ouders moeten betalen aan de aanbieder voor de afname van peuterwerk of VVE. Voor het bepalen van de hoogte van deze bijdrage hanteert de aanbieder de ouderbijdragetabel.

  • Ouderbijdragetabel: de jaarlijks door het ministerie van SZW vastgestelde “adviestabel ouderbijdrage peuteropvang”.

  • Kortdurende peuter/kleuteropvang: de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.

  • VE-coach: een medewerker zoals bedoeld in artikel 2a van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • Voor- en Vroegschoolse educatie (hierna VVE): educatie die op een peuterwerklocatie of kinderopvanglocatie of basisschool wordt aangeboden aan doelgroepkinderen van tweeëneenhalf tot en met zes jaar waarbij gewerkt wordt met een erkend VVE-programma.

  • VVE-plaats: een plek op een peuterwerklocatie of kinderopvanglocatie van gemiddeld 16 uur per week voor een doelgroepkind.

  • VVE-werkgroep: de gemeentelijke werkgroep VVE met vertegenwoordigers van in elk geval het basisonderwijs, de kinderopvang en gemeente De Fryske Marren.

  • Warme overdracht: een gesprek tussen de opvangorganisatie en de basisschool over de leerling, wanneer de leerling uitstroomt naar de basisschool.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikelen 4 en 10 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Aanvullende weigeringsgronden

Overeenkomstig artikel 10, derde lid, aanhef en onder t, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren zijn onderstaande aanvullende weigeringsgronden van toepassing:

  • a.

    het college kan subsidieverlening (deels) weigeren wanneer een evenwichtige spreiding van voorzieningen, zoals vastgesteld in de bij deze regeling behorende bijlage, naar het oordeel van het college onvoldoende is gewaarborgd.

  • b.

    Het college kan subsidieverlening weigeren wanneer de bevindingen van GGD daar aanleiding voor geven.

Hoofdstuk 2. Peuterwerk

Artikel 4. Activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor peuterwerk.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt per kindplaats.

Artikel 5. Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de organisaties die peuterwerk aanbieden in gemeente De Fryske Marren.

Artikel 6. Soorten subsidie peuterwerk

De subsidie die het college verstrekt aan organisaties die peuterwerk aanbieden bestaat uit

  • a.

    Gemeentelijke subsidie peuterwerk; of

  • b.

    Kopsubsidie.

Artikel 7. Vergoeding kindplaats

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de maximale vergoeding vast die voor een kindplaats wordt verstrekt. Dit bedrag is inclusief overheadkosten.

  • 2.

    De vergoeding per kindplaats voor 2022 bedraagt € 2.025,48 per jaar.

Artikel 8. Kopsubsidie

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de maximale vergoeding vast die voor een kindplaats wordt verstrekt voor ouders die recht hebben op Kinderopvangtoeslag. Dit bedrag is inclusief overheadkosten.

  • 2.

    Het jaarlijks door het college vast te stellen vergoeding aan kopsubsidie is inclusief overheadkosten en bedraagt in 2022 per kindplaats maximaal € 347,22.

  • 3.

    De kopsubsidie zal nooit meer bedragen dan de jaarlijks door het college te bepalen maximale vergoeding voor kopsubsidie.

Artikel 9. Aanvraag

In aanvulling op artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, bevat een aanvraag voor subsidie:

  • a.

    Een overzicht van het aantal kindplaatsen per locatie;

  • b.

    Een overzicht van het aantal kindplaatsen per locatie die in aanmerking komen voor kopsubsidie.

Hoofdstuk 3. Voorschoolse educatie

Artikel 10. Activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor VVE-plaatsen voor doelgroepkinderen die woonachtig zijn in de Fryske Marren en volgens de Basisregistratie personen hier hoofdverblijf hebben.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt per VVE-plaats.

Artikel 11. Doelgroep

Subsidie kan uitsluitend verstrekt worden aan:

  • a.

    organisaties die een erkend VVE-programma aanbieden op kinderopvang of peuterwerklocaties in gemeente De Fryske Marren;

  • b.

    organisaties die een erkend VVE-programma aanbieden buiten gemeente De Fryske Marren, voor een doelgroepkind woonachtig in gemeente De Fryske Marren.

Artikel 12. Verplichtingen

Om voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 10 in aanmerking te komen moet de organisatie voldoen aan de volgende verplichtingen:

  • a.

    de organisatie voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en landelijke kwaliteitseisen voor peuterwerk en VVE.

  • b.

    de organisatie is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang met de vermelding ‘VVE’ en heeft een goedgekeurd inspectierapport van de GGD;

  • c.

    de organisatie werkt met een erkend VVE-programma;

  • d.

    doelgroepkinderen VVE maken gebruik van het wettelijk aantal uren/dagdelen VVE;

  • e.

    de organisatie levert per kwartaal en per locatie een overzicht aan bij de gemeente van het aantal kinderen dat VVE volgt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het door de gemeente ontwikkelde formulier.

  • f.

    de kwaliteit van VVE wordt door de GGD positief beoordeeld;

  • g.

    de organisatie heeft minimaal tweemaal per jaar overleg met de basisscholen waar de peuters naar uitstromen;

  • h.

    de organisatie zorgt voor een warme overdracht van de doelgroep peuter VVE naar de basisschool;

  • i.

    de organisatie neemt actief deel aan de VVE-werkgroep van de gemeente;

  • j.

    de organisatie houdt een strikte financiële scheiding in zijn administratie, waarbij duidelijk onderscheid is tussen de gesubsidieerde VVE-activiteiten en anderszins uitgevoerde activiteiten door de organisatie.

Artikel 13. Vergoeding VVE-plaats

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de maximale vergoeding vast die voor een VVE-plaats wordt verstrekt. Dit bedrag is inclusief overheadkosten, maar exclusief opleidingskosten.

  • 2.

    De maximale vergoeding per VVE-plaats in 2022 voor peuters van ouders die geen recht hebben op Kinderopvangtoeslag is als volgt. De onderstaande vergoedingen zijn gebaseerd op 12 maanden

    • a.

      € 6.635,00 voor een VVE-plaats van 16 uur;

    • b.

      € 6.966,60 voor een VVE-plaats van 16 uur voor kinderen van statushouders en azc-bewoners.

  • 3.

    Het subsidiebedrag voor VVE voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag bedraagt ten hoogste de onder lid 2 genoemde tarieven maal het door de kinder- opvangorganisatie bij de aanvraag opgegeven uren. Het aantal te subsidiëren uren bedraagt maximaal de helft van het aantal uren VVE dat wordt aangeboden.

Artikel 14. Aanvraag

In aanvulling op artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, bevat een aanvraag voor subsidie:

  • a.

    Een overzicht van het aantal VVE-plaatsen per locatie;

  • b.

    Een overzicht van het aantal VVE-plaatsen per locatie, ten behoeve van peuters van statushouders en/of peuters welke in een azc verblijven.

  • c.

    De in het eerste en tweede lid genoemde overzichten dienen per locatie te worden uitgesplitst in:

    • totaal aantal VVE plaatsen, met het bijbehorende aantal VVE uren per kindplaats per jaar;

    • aantal VVE plaatsen, met het bijbehorende aantal VVE uren per kindplaats per jaar, ten behoeve van ouders, welke recht op kinderopvangtoeslag hebben;

    • aantal VVE plaatsen, met het bijbehorende aantal VVE uren per kindplaats per jaar, ten behoeve van ouders, welke geen recht op kinderopvangtoeslag hebben.

Hoofdstuk 4. VE-coach

Artikel 15. Activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan de houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, voor de inzet van een VE-coach ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie in de gemeente De Fryske Marren.

Artikel 16. Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de organisaties die VE aanbieden in gemeente De Fryske Marren.

Artikel 17. Verplichtingen

Om voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 15 in aanmerking te komen, moet de organisatie voldoen aan de volgende verplichtingen:

  • a.

    De inzet van de VE-coach moet zijn vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan:

    • hierin legt de organisatie per kindcentrum vast hoe de VE-coach wordt ingezet voor de verhoging van de kwaliteit van de VE. Er moet worden beschreven hoe de invulling van deze rol en het betreffende kindcentrum leidt tot verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie.

    • de invulling is flexibel en kan per locatie (kindcentrum) verschillende zijn. Er is geen verplichting om de VE-coach op elke groep in te zetten, als de organisatie het totaal aantal uren maar behaalt.

  • b.

    Er vindt tweemaal per jaar overleg plaats tussen de gemeente en de VE-coaches voor inhoudelijke uitwisseling en afstemming.

  • c.

    De VE-coach dient ingezet te worden ten behoeve van de implementatie en verdere doorontwikkeling van de resultaat-afspraken.

Artikel 18. Hoogte subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van het aantal doelgroepkinderen (VE-kinderen) van een peuter/kinderopvang organisatie op 1 januari 2022.

  • 2.

    Voor elke bezette peuterplaats VE wordt een door het college vastgestelde forfaitaire bijdrage peuterplaats VE verleend voor de wettelijk verplichte inzet van een VE-coach, zoals bedoeld in artikel 1.

  • 3.

    Bij het bepalen van de hoogte van de forfaitaire bijdrage gaat het college uit van een uurtarief van € 45,00. Dit tarief wordt vermenigvuldigd met 12 uur. Deze 12 uur bestaat uit 10 directe (wettelijk verplicht) en 2 extra indirecte (niet-wettelijk verplicht) uren.

  • 4.

    Voor het bepalen van de hoogte van de forfaitaire bijdrage peuterplaats VE worden alleen de kinderen tussen de tweeënhalf en vier jaar oud meegenomen.

  • 5.

    Het totaal bedrag wordt vastgesteld per organisatie.

Artikel 19. Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, bevat een aanvraag voor subsidie een overzicht van het aantal doelgroep peuters (VE kinderen) per locatie.

  • 2.

    De aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk maakt deel uit van de complete jaarlijkse subsidieaanvraag en wordt tegelijkertijd ingediend.

  • 3.

    Per organisatie kan op grond van dit hoofdstuk jaarlijks eenmalig een aanvraag worden ingediend.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 20. Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, is het voor organisaties die nog nooit subsidie, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, 3 en 4 van de gemeente hebben ontvangen, mogelijk om in de loop van het kalenderjaar een subsidie, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, 3 en 4 (naar ratio) aan te vragen.

  • 2.

    Een organisatie die VVE aanbiedt aan peuters van statushouders en/of peuters welke in een azc verblijven kan, in afwijking van artikel 8, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, gedurende het gehele kalenderjaar daartoe een subsidieaanvraag indienen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid en in afwijking van artikel 8, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren kunnen organisaties tot en met 31 december 2021 een subsidie, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 aanvragen, mits deze aanvraag betrekking heeft op kalenderjaar 2022.

Artikel 21. Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor hoofdstukken 2, 3 en 4 wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

Artikel 22. Verdeling subsidieplafond

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats op volgorde van datum van binnenkomst van de betreffende aanvraag.

  • 2.

    Als de aanvrager conform artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst van de aanvraag de datum waarop de aangevulde aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Indien het vastgestelde subsidieplafond wordt overschreden, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van de rangschikking zoals die is opgenomen in de bijlage “Evenwichtige spreiding” die onderdeel uitmaakt van deze subsidieregels.

Artikel 23. Verantwoording

  • 1.

    In afwijking van artikel 14, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, dient een subsidieontvanger van een subsidie tot en met € 10.000 uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, omvat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Het inhoudelijk verslag bevat een overzicht van het aantal bezette peuter- en VVE plaatsen.

  • 3.

    Een aanvraag tot vaststelling bevat, in aanvulling op artikel 15, tweede lid en artikel 16, tweede lid, letter a, van de Algemene Subsidieverordening De Fryske Marren, een overzicht van de daadwerkelijk bezette VVE- en kindplaatsen, overeenkomstig de in artikel 9,artikel 14 en artikel 19 van deze regeling gehanteerde onderverdeling.

  • 4.

    In het geval er minder peuters gebruik hebben gemaakt van peuteropvang dan wel VVE wordt het subsidiebedrag naar rato lager vastgesteld.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Fryske Marren kan van bepalingen in deze regeling afwijken, als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of – ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op de datum na bekendmaking.

  • 2.

    Deze subsidieregeling is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op het subsidiejaar 2022 en verder.

  • 3.

    De subsidieregeling Peuterwerk en Voorschoolse educatie (VVE) 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande dat subsidieregeling van 2021 van toepassing blijft op aanvragen voor subsidies die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de deze regeling en die betrekking hebben op begrotingsjaar 2021 of eerder.

  • 4.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuterwerk en Voor en Vroegschoolse educatie (VVE).

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van De Fryske Marren op 19 oktober 2021,

gemeentesecretaris, burgemeester,

Ditta Cazemier Fred Veenstra

Bijlage Evenwichtige spreiding

 

Onder “evenwichtige spreiding” wordt verstaan een verdeling van de beschikbare plaatsen voor peuterwerk en VVE onder de volgende dorpen/wijken in gemeente De Fryske Marren. Dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan worden de kind- en/of VVE-plaatsen verdeeld over de volgende dorpen/clusters van dorpen:

  • Bakhuizen;

  • Balk;

  • Echtenerbrug;

  • Joure;

  • Langweer;

  • Lemmer;

  • Lemstervaart;

  • Oosterzee;

  • Oudehaske;

  • Oudemirdum/Nijemirdum/Sondel

  • Rotsterhaule;

  • Scharsterbrug;

  • Sint Nicolaasga;

  • Terherne/Terkaple

 

De beschikbare kind- en/of VVE-plaatsen worden verdeeld over, in elk geval, de bovenstaande dorpen

Uitgangspunten voor de verdeling van de kind- en/of VVE-plaatsen zijn:

  • subsidieaanvragen van maximaal twee kind- en/of VVE-plaatsen voor bovenstaande dorpen worden in elk geval toegekend;

  • wordt er voor meer kind- en/of VVE-plaatsen subsidie aangevraagd, dan het subsidieplafond toelaat? Dan geldt bij subsidieaanvragen van meer dan twee plaatsen voor één van bovenstaande dorpen, dat het teveel aan plaatsen naar rato verrekend wordt over de drie dorpen waar de meeste plaatsen voor zijn aangevraagd. Hieronder staat een rekenvoorbeeld van deze situatie.

 

Rekenvoorbeeld

Uitgangspunt voor dit rekenvoorbeeld: stel dat er 40 beschikbare plaatsen zijn.

Opgelet: dit is slechts een rekenvoorbeeld. Het aantal beschikbare plaatsen kan in werkelijkheid hoger of lager zijn.

Dorp

Aantal aangevraagde plaatsen

Opmerkingen

Bakhuizen

2

Toekennen.

Balk

3

Toekennen.

Echtenerbrug

2

Toekennen.

Joure

12

Verrekenen naar rato.

Lemmer

6

Verrekenen naar rato.

Lemstervaart

4

Toekennen.

Oosterzee

2

Toekennen.

Oudehaske

1

Toekennen.

Rotsterhaule

2

Toekennen.

Scharsterbrug

2

Toekennen.

Sint Nicolaasga

6

Verrekenen naar rato.

Totaal

42 = 2 teveel.

 

 

Op basis van het subsidieplafond is in dit voorbeeld voor maximaal 40 plaatsen subsidie beschikbaar. De twee teveel aangevraagde plaatsen, worden verdeeld over de drie dorpen met de meeste aanvragen. In het rekenvoorbeeld zijn dit Joure, Lemmer en Sint Nicolaasga.

 

Voor Joure, Lemmer en Sint Nicolaasga zijn in totaal 24 plaatsen aangevraagd. Het aantal aangevraagde plaatsen per dorp, wordt omgerekend naar een percentage:

  • Joure met 12 plaatsen = 50% van 24 plaatsen;

  • Lemmer met 6 plaatsen = 25% van 24 plaatsen;

  • Sint Nicolaasga met 6 plaatsen = 25% van 24 plaatsen.

 

De twee teveel aangevraagde plaatsen, worden als volgt in mindering gebracht per dorp:

  • 50% van twee teveel aangevraagde plaatsen = 1 plaats van de aanvragen van Joure;

  • 25% van twee teveel aangevraagde plaatsen = 0,5 plaats van de aanvragen in Lemmer;

  • 25% van twee teveel aangevraagde plaatsen = 0,5 plaats van de aanvragen in Sint Nicolaasga.

 

Meerdere organisaties hebben een aanvraag ingediend per dorp

In dit geval wordt dezelfde berekening toegepast. Rekenvoorbeeld: voor Joure zijn de 12 plaatsen door twee organisaties aangevraagd:

  • organisatie 1 = 9 plaatsen = 75% van 12 plaatsen;

  • organisatie 2 = 3 plaatsen = 25% van 12 plaatsen.

 

Uit de vorige berekening is duidelijk dat er 1 plaats in mindering moet worden gebracht op het aantal aanvragen voor Joure. Deze plaats wordt als volgt in mindering gebracht op de aanvraag per organisatie:

  • organisatie 1 = 75% van 1 plaats = 0,75 plaats. Totaal wordt toegekend: 9 plaatsen – 0,75 plaats = 8,25 plaatsen;

  • organisatie 2 = 25% van 1 plaats = 0,25 plaats. Totaal wordt toegekend: 3 plaatsen – 0,25 plaats = 2,75 plaatsen.

Naar boven