Nadere regels Jeugdhulp De Fryske Marren 2023

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Fryske Marren;

 

gelet op de Jeugdwet en gelet op de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2023;

 

Besluit:

 

vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp De Fryske Marren 2023

Inleiding

 

Deze nadere regels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2023. De Verordening en deze nadere regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen de basis van de wijze waarop de gemeente De Fryske Marren de jeugdhulp uitvoert.

 

In de nadere regels wordt de volgorde van de verordening aangehouden en wordt verwezen naar de toepasselijke artikelen van de verordening.

 

 

Artikel 1 Regelmatig onderzoek

Op basis van artikel 4.1 lid 5 uit de verordening

  • 1.

    Het college kan het Sociaal Wijkteam regelmatig een onderzoek laten uitvoeren. Het Sociaal Wijkteam beoordeelt op basis van het onderzoek of de specialistische jeugdhulp nog nodig is.

  • 2.

    Het onderzoek vindt in ieder geval plaats in deze 2 situaties:

    • a.

      De hulpvraag is erg veranderd. Het Sociaal Wijkteam hoort dat van de jeugdige en/of de ouders.

    • b.

      De hulpvraag is erg veranderd. De aanbieder van specialistische jeugdhulp geeft dit bij het Sociaal Wijkteam aan.

 

Artikel 2 Besluitvorming

Op basis van artikel 4.2 lid 10 uit de verordening

  • 1.

    Een jeugdige kan maar 1 besluit voor specialistische jeugdhulp hebben. Behalve als een besluit gaat over de inzet van dyslexiezorg. Dan kan een jeugdige 2 besluiten tegelijk hebben.

  • 2.

    In het besluit om specialistische jeugdhulp toe te kennen staan minimaal de volgende punten:

    • a.

      Het college kent een individuele voorziening toe in natura of via een persoonsgebonden budget (pgb).

    • b.

      De individuele voorziening is gericht op de hulpvragen en/of gewenste resultaten in het ondersteuningsplan. In het besluit staat om welke hulpvragen en/of gewenste resultaten het gaat.

    • c.

      Extra informatie als het gaat om een pgb:

      • de hoogte van het pgb

      • de manier waarop het pgb berekend is

      • de eisen aan de kwaliteit waarvoor het pgb gebruikt wordt

      • de manier waarop de budgethouder achteraf uitlegt hoe hij of zij het pgb gebruikt heeft

  • 3.

    In het besluit staat hoe lang het besluit geldig is:

    • a.

      Bij een individuele voorziening in natura is het besluit geldig totdat de aanbieder de jeugdhulp heeft gestopt. De aanbieder laat dit aan het college weten. Tot dat moment is het besluit geldig.

    • b.

      Bij een pgb staat in het besluit hoe lang het besluit geldig is. Dat ligt vast in het besluit.

  • 4.

    Het moment waarop het besluit wordt genomen, hangt af van de situatie:

    • a.

      Als het Sociaal Wijkteam en de jeugdige en/of de ouders het eens zijn over de inzet van specialistische jeugdhulp: direct nadat beide partijen een handtekening hebben gezet op het ondersteuningsplan.

    • b.

      Als het Sociaal Wijkteam en de jeugdige en/of de ouders het niet eens zijn over de inzet van specialistische jeugdhulp: binnen 5 werkdagen nadat het Sociaal Wijkteam het ondersteuningsplan met de handtekening van de jeugdige en/of de ouders heeft ontvangen. Er volgt dan een besluit om de individuele voorziening niet toe te kennen (een weigeringsbesluit).

    • c.

      Binnen 3 werkdagen na het verzoek om zorgtoewijzing van een aanbieder in deze situaties:

      • Er is geen gesprek en ondersteuningsplan nodig. Het gaat om een situatie uit artikel 4.1 lid 2 van de verordening.

      • Een aanbieder doet een verzoek om zorgtoewijzing. Dit gaat om dyslexiezorg (artikel 4.4 lid 2 van de verordening).

      • Een landelijke jeugdhulpaanbieder doet een verzoek om zorgtoewijzing (artikel 4.5 lid 1c van de verordening).

  • 5.

    Het college stuurt niet altijd een beschikking op over het besluit. De jeugdige en/of de ouders krijgen wel een beschikking in deze situaties:

    • a.

      Het college kent geen individuele voorziening toe.

    • b.

      De jeugdige en/of de ouders krijgen een pgb.

    • c.

      De jeugdige en/of de ouders vragen om een beschikking.

 

Artikel 3 Extra voorwaarden voor toekennen van specialistische jeugdhulp

Op basis van artikel 4.3 lid 3 uit de verordening

  • 1.

    De ouders kunnen soms zelf (een deel van) de hulpvraag oplossen. Deze 4 vragen helpen om dat te beoordelen:

    • a.

      Kan de ouder de hulp geven die nodig is?

    • b.

      Is de ouder beschikbaar om de hulp te geven die nodig is?

    • c.

      Raakt de ouder niet overbelast door de hulp te geven?

    • d.

      Ontstaan er geen financiële problemen als de ouder de hulp geeft?

 

Artikel 4 Doelgroep van dyslexiezorg

Op basis van artikel 4.4 lid 3 uit de verordening

  • 1.

    Een jeugdige heeft recht op behandeling van ernstige dyslexie als voldaan is aan deze 4 voorwaarden:

    • De jeugdige is 7 jaar of ouder, maar nog geen 13 jaar.

    • De jeugdige zit op (speciaal) basisonderwijs.

    • De basisschool heeft de jeugdige begeleidt, maar de begeleiding is niet genoeg. De basisschool alle stappen gezet die nodig zijn volgens de landelijke protocollen. Het gaat om het ‘Protocollen Leesproblemen en Dyslexie’ en de ‘Leidraad Ernstige Dyslexie: doorverwijzing van onderwijs naar zorg 3.0’. Ook heeft de basisschool voldaan aan de landelijke voorwaarden voor vergoede dyslexiezorg.

    • De aanbieder van dyslexiezorg heeft vastgesteld dat de jeugdige ernstige dyslexie heeft. Dit heeft de aanbieder gedaan op basis van het ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0’.

 

Artikel 5 Extra regels voor het pgb

Op basis van artikel 5.1 lid 3 uit de verordening

  • 1.

    De jeugdige en/of de ouders kunnen de taken bij het pgb goed en verantwoord uitvoeren. Het Sociaal Wijkteam toetst dit met de ‘Checklist 10 punten pgb-vaardigheid’ en de handleiding daarbij. De checklist komt van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2.

    Wanneer de jeugdige en/of ouders niet beschikken over de benodigde vaardigheden om het pgb te beheren kan in de volgende situatie toch een pgb verstrekt worden:

    • iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger kan deze rol op zich nemen;

    • ouders worden gecompenseerd of ondersteund om te beschikken over de vaardigheden.

In deze gevallen beoordeelt de professional op basis van de individuele situatie of een pgb kan worden toegekend.

  • 3.

    Het college bepaalt wat de inhoud van het budgetplan pgb Jeugd moet zijn. Het college maakt een format voor het budgetplan pgb Jeugd. De jeugdige en/of de ouders zijn verplicht om dit format te gebruiken.

 

Aldus besloten in de collegevergadering van 25 april 2023,

 

burgemeester en wethouders van De Fryske Marren,

burgemeester, gemeentesecretaris,

Fred Veenstra Ditta Cazemier

Toelichting bij de nadere regels bij de Verordening Jeugdhulp De Fryske Marren 2023

 

Inleiding

We kiezen ervoor voorlopig geen nadere regels te maken op basis van de volgende artikelen in de verordening:

  • Artikel 4.1 lid 4

  • Artikel 4.5 lid 2

  • Artikel 9.1 lid 4

 

Hieronder vindt u de nadere regels die we wel maken op basis van de overige artikelen.

 

Artikel 1 Regelmatig onderzoek

 

Toelichting bij lid 1

De toekenning van specialistische jeugdhulp heeft geen einddatum. Daarom is het logisch om af en toe te beoordelen of de specialistische jeugdhulp nog nodig is. Het Sociaal Wijkteam voert deze onderzoeken uit voor het college.

 

Toelichting bij lid 2

In dit lid staan 2 situaties waarin het Sociaal Wijkteam een nieuwe beoordeling doet. De hulpvraag is in deze situaties erg veranderd. We hebben dat niet verder uitgelegd in de nadere regels. Het gaat om zo’n grote verandering dat een aanpassing van het besluit en de resultaten nodig is. Een voorbeeld is de situatie waarin een administratieve aanpassing van de zorgtoewijzing niet meer mogelijk is. Daarbij wordt gekeken naar het administratieprotocol.

 

Artikel 2 Besluitvorming

 

Ons uitgangspunt is om samen tot een besluit te komen over de inzet van een individuele voorziening. Samen met de jeugdige en/of de ouders, met de professional van het Sociaal Wijkteam en met de aanbieder van jeugdhulp. In het ondersteuningsplan staat alle informatie die nodig is om een goed besluit te nemen. In dit artikel van de nadere regels staat hoe we tot een besluit komen. Ook leest u over het moment waarop het besluit wordt genomen.

 

Toelichting bij lid 2

De inhoud van het besluit is beperkt. Daarmee voorkomen we dat er privacygevoelige informatie in de administratie met besluiten terechtkomt. Met dit lid regelen we ook dat er soms geen besluit wordt genomen. Dat is het geval als de inzet van specialistische jeugdhulp niet gewenst is. De jeugdige en/of de ouders en de professional hebben dit dan samen besproken.

 

Toelichting bij lid 2b

Is het niet mogelijk om gewenste resultaten op te nemen in het besluit? Dan staat in het besluit bij welke hulpvraag de individuele voorziening helpt.

 

Toelichting bij lid 3a

De individuele voorziening in natura geldt meestal voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat we vooraf geen einddatum noemen. De aanbieder geeft hulp zo lang als dat nodig is om de gewenste resultaten te bereiken. Vinden zowel de aanbieder als de jeugdige en/of de ouders dat de hulp niet meer nodig is? Dan laat de aanbieder dat aan de gemeente weten met een stop-zorgbericht. Dat is de einddatum van het besluit.

 

Toelichting bij lid 3b

Het systeem met stop-zorgberichten van aanbieder bestaat niet voor het pgb. Daarom staat in het besluit over een pgb altijd wel hoe lang het besluit geldig is. Anders zou het besluit eindeloos geldig zijn. Het Sociaal Wijkteam bepaalt hoe lang het besluit geldig moet zijn (bijvoorbeeld 1 of meer jaar). Dat bepaalt het Sociaal Wijkteam in goed overleg met de jeugdige en/of de ouders. Blijft het besluit langer dan 1 jaar geldig? Dan maakt het Sociaal Wijkteam afspraken over evaluaties. Tijdens een evaluatie bepaalt het Sociaal Wijkteam of de hulp nog steeds nodig en passend is. Dat doet het Sociaal Wijkteam samen met de jeugdige en/of de ouders.

 

Toelichting bij lid 4b

Denken de jeugdige en/of de ouders en de professional van het Sociaal Wijkteam verschillend over de inzet van specialistische jeugdhulp? En staan ze niet allebei achter de inhoud van het ondersteuningsplan? Dan wordt het ondersteuningsplan een aanvraag voor een individuele voorziening. De jeugdige en/of de ouders vullen het ondersteuningsplan in en zetten hun handtekening. Het Sociaal Wijkteam neemt een besluit bij deze aanvraag. Meestal is dat een weigeringsbesluit: een besluit om de individuele voorziening niet toe te kennen.

 

Toelichting bij lid 4c

In deze situaties komt er een verzoek tot zorgtoewijzing bij de gemeente binnen. Dit gebeurt na verwijzing door een huisarts, jeugdarts, medisch specialist, aanbieder van dyslexiezorg of een landelijke aanbieder. De gemeente kent de individuele voorziening dan toe via een JW301-bericht. Hiermee neemt het college een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.

 

Toelichting bij lid 5

‘Beschikking’ is een term vanuit de Algemene wet bestuursrecht. Een beschikking is een brief over een individueel besluit. De gemeente stuurt alleen een beschikking op in de 3 genoemde situaties. Het ondersteuningsplan heeft namelijk al een uitgebreide onderbouwing en motivatie om jeugdhulp in te zetten. De jeugdige en/of de ouders kunnen in het ondersteuningsplan aangeven dat zij een beschikking willen ontvangen.

 

 

Artikel 3 Extra voorwaarden voor toekennen van specialistische jeugdhulp

 

Met deze nadere regel wordt duidelijk hoe we beoordelen wat we van ouders mogen verwachten. Bij jeugdigen met een (chronische) ziekte, stoornis of beperking is het normaal dat ouders zo veel mogelijk de dagelijkse zorg geven. Ook als dat meer is dan gemiddeld bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Dit is een belangrijk uitgangspunt. Want ook bij gezonde kinderen verschilt de dagelijkse zorg. Het ene kind ontwikkelt zich nu eenmaal anders dan het andere kind.

 

De 4 vragen volgen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Het college hoeft geen voorziening toe te kennen als er genoeg ‘eigen kracht’ is bij de ouders. Ze hebben dan genoeg eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen om de hulp te geven die nodig is. Ze kunnen zelf een oplossing vinden voor de hulpvraag. Eventueel met andere personen uit hun sociale netwerk. Het college moet goed onderzoeken of de ouders genoeg ‘eigen kracht’ hebben. De 4 vragen in de nadere regels helpen daarbij.

 

Artikel 4 Doelgroep van dyslexiezorg

 

Toelichting bij lid 1a en 1b

Deze doelgroep is gelijk aan de doelgroep die we nu in de praktijk hebben. Ook is de doelgroep gelijk aan de doelgroep volgens professionele (landelijke) normen.

 

Toelichting bij lid 1c

Het onderwijs is ervoor verantwoordelijk om jeugdigen met dyslexie te herkennen en te begeleiden. Binnen de scholen zijn er afspraken over de ondersteuning bij dyslexie die op school mogelijk is. Blijkt die ondersteuning niet genoeg? Dan kan een school doorverwijzen om te bepalen of de jeugdige ernstige dyslexie heeft.

 

Toelichting bij lid 1d

De aanbieder van dyslexiezorg is ervoor verantwoordelijk om de ernstige dyslexie te vast te stellen en te behandelen. De aanbieder gebruikt hierbij het ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 3.0’. Het Nederlands Kwaliteitsinstituut heeft dit protocol gemaakt.

 

Artikel 5 Extra regels voor het pgb

 

Toelichting bij lid 1

De ‘Checklist 10 punten pgb-vaardigheid’ is een zelftoets. Dit betekent dat de jeugdige en/of de ouders de checklist eerst zelf invullen. Op basis van de antwoorden bepaalt het Sociaal Wijkteam of de jeugdige en/of de ouders voldoende pgb-vaardigheid hebben. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de checklist samen met de belangenvereniging PerSaldo gemaakt. De handleiding erbij heet ‘Handreiking voor toetsing (minimale) pgb-vaardigheid’.

In de checklist worden de volgende 10 vaardigheden benoemd:

 

  • 1.

    Een goed overzicht van de eigen situatie houden. De budgetbeheerder weet welke zorg nodig is en kan deze beschrijven.

  • 2.

    Weten welke regels er horen bij een Pgb of weten waar deze te vinden zijn. Het helpt als de budgetbeheerder digitaal vaardig is.

  • 3.

    Een overzichtelijke Pgb-administratie bijhouden. Onderdeel hiervan is dat de budgetbeheerder weet welk deel van het Pgb uitgegeven is. Een overzichtelijke Pgb-administratie is niet alleen belangrijk voor de beheerder, maar de administratie kan ook nodig zijn als de gemeente daarom vraagt.

  • 4.

    Communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of zorgkantoor, de SVB en zorgverleners. De beheerder moet zelfstandig en zelfverzekerd kunnen communiceren met andere partijen. Als er iets verandert, moet de beheerder dat zelf aangeven. Uit de verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat de budgetbeheerder verantwoordelijk is voor het tijdig aanvragen van verlengingen, wijzigingen of de overgang naar andere wetgeving. De budgetbeheerder is bijvoorbeeld verantwoordelijk om tijdig actie te ondernemen op het moment dat de hulp nog nodig is na het 18e levensjaar.

  • 5.

    Zelfstandig handelen en zelf voor zorgverleners kiezen. De Pgb-beheerder moet zelf zorgverleners uitzoeken en afspraken maken over de zorg die ze gaan geven. Onderdeel hiervan zijn het uurtarief en de ureninzet.

  • 6.

    Zelf afspraken maken en deze afspraken bijhouden. De budgetbeheerder moet tussendoor controleren of alles volgens afspraak verloopt. Ook moet de beheerder kunnen laten zien dat de zorg wordt ingekocht waarvoor het budget is ontvangen.

  • 7.

    Beoordelen of de zorg uit het Pgb passend is en of de kwaliteit van de zorg in orde is. Als de zorg niet goed is, kan de budgetbeheerder uitleggen waarom. Als de zorg niet volgens afspraak verloopt, moet de beheerder zelf kunnen ingrijpen.

  • 8.

    Zelf de zorg regelen met 1 of meer zorgverleners en zorg dragen voor de kwaliteit en continuïteit (bijvoorbeeld bij ziekte van de zorgverlener).

  • 9.

    Zorgverleners aansturen en aanspreken. De beheerder is de werkgever/opdrachtgever van de zorgverlener.

  • 10.

    De beheerder weet wat te doen als werkgever/opdrachtgever van een zorgverlener. Het is niet erg als de beheerder sommige regels over hoe een werkgever/opdrachtgever moet handelen niet kent, maar de beheerder moet de informatie daarover wel zelf kunnen vinden.

 

Toelichting bij lid 2

Als de jeugdige of ouders zelf niet beschikken over de benodigde vaardigheden om het Pgb te beheren, kan in een aantal situaties toch een Pgb worden verstrekt. Zo kan bijvoorbeeld iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger deze rol op zich nemen. Ook kan het zo zijn dat ouders worden gecompenseerd of ondersteund om te beschikken over de vaardigheden. In deze gevallen beoordeelt het SWT op basis van de individuele situatie of een Pgb toegekend kan worden. Daarbij zijn naast de hierboven genoemde vereisten ook de volgende criteria van belang:

  • Er mag geen sprake zijn van een onwenselijke vermenging van rollen, daarmee wordt bedoeld dat het beheer en de uitvoering van het Pgb door dezelfde persoon worden gedaan. Slechts in uitzonderingssituaties is het toegestaan dat het beheer van het Pgb en het uitvoeren van de ondersteuning door één en dezelfde persoon wordt gedaan. De uitzondering is alleen van toepassing bij een informeel Pgb, voor professionele organisaties is deze uitzondering niet mogelijk. Er moet worden gemotiveerd waarom het niet mogelijk is om deze rollen te scheiden. Criteria waarin aan de dubbelrol in ieder geval getoetst wordt zijn:

    • er is geen andere Pgb beheerder beschikbaar;

    • een andere zorgverlener is geen optie;

    • de kwaliteit van de zorg is gewaarborgd.

 

Bewindvoerders zijn wettelijk vertegenwoordigers die kunnen ondersteunen bij met name de financiële en administratieve kant van het Pgb. Als de budgethouder wil dat zijn bewindvoerder het volledige budgetbeheer (dus naast de financiële ook de zorginhoudelijke kant) op zich neemt en de bewindvoerder daarmee akkoord gaat, dan zijn daartegen geen bezwaren. Het is echter geen eis dat een cliënt met een bewindvoerder het volledige budgetbeheer aan zijn bewindvoerder laat. Uit de Jeugdwet volgt dat gedeeltelijke vertegenwoordiging mogelijk moet kunnen zijn.

Mentoren zijn wettelijk vertegenwoordigers die taken en beslissingen met betrekking tot verzorging, behandeling, begeleiding en verpleging en dus niet-vermogensrechtelijke handelingen overnemen van betrokkenen. Ook wanneer er sprake is van een Pgb. De mentor vervult geen financiële en administratieve rol. Daarom is een mentor alleen toegestaan als Pgb beheerder als deze aangeeft betrokken te willen zijn bij de financiële en administratieve kanten van de zorg.

 

Er zijn omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het beheer van een Pgb. In het bepalen of ouders of een jeugdige een Pgb kunnen beheren wordt in ieder geval rekening gehouden met deze omstandigheden. Het beheer van een Pgb wordt in ieder geval geweigerd als blijkt dat op basis van de omstandigheden het Pgb daadwerkelijk niet beheerd kan worden. Het zich voordoen van een van de hieronder genoemde omstandigheden is op zichzelf geen reden om het beheer van een Pgb te weigeren, hoewel het wel een contra-indicatie is: schuldenproblematiek, verslavingsproblematiek, aangetoonde fraude minder dan 4 jaar geleden, er eerder misbruik is gemaakt van het Pgb, sterke vergeetachtigheid/verstandelijke beperking/psychische stoornis, analfabeet of digibeet zijn, het leiden van een zwervend bestaan of handelingsonbekwaamheid.

 

Toelichting bij lid 3

We gebruiken een vast format om het budgetplan te beoordelen. In het format geven de jeugdige en/of de ouders meer uitleg over:

  • de keuze voor een pgb;

  • de keuze voor de aanbieder;

  • de kwaliteit van de geboden ondersteuning; en

  • de hoogte van het pgb.

Die uitleg geven ze door een aantal vragen te beantwoorden. Het gaat onder andere om de vragen in artikel 5.1 lid 2. Daarnaast geven de jeugdigen en/of ouders in het in het budgetplan aan op welke wijze de eisen genoemd in artikel 5.3 van de verordening worden ingevuld.

 

De professional medewerker van het Sociaal Wijkteam toetst of het budgetplan voldoet aan de in artikel 5.1 lid 2 bovenstaande eisen. Er moet gewaarborgd zijn dat de maatwerkvoorziening die cliënt met het pgb inkoopt, veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt. De kwaliteit van de voorziening moet voldoen aan de dezelfde kwaliteitseisen die worden genoemd in artikel 9.1 van de Verordening.

Naar boven